8 Wat u betreft, Ju̱da,+ uw broeders zullen u prijzen.+ Uw hand zal op de nek van uw vijanden zijn.+ De zonen van uw vader zullen zich voor u neerwerpen.+
10 De scepter* zal van Ju̱da niet wijken,+ noch de gebiedersstaf* van tussen zijn voeten,* totdat Si̱lo* komt;+ en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren.*+
12 De hand van de [ware] God bleek ook in Ju̱da te zijn ten einde hun één hart te geven+ om het gebod+ van de koning en de vorsten in de zaak van Jehovah,+ te volbrengen.