4 Wat zijn vader en zijn moeder betreft, zij wisten niet dat dit van Jehovah was,+ dat hij een gelegenheid zocht tegen de Filistijnen, daar de Filistijnen toentertijd over I̱sraël heersten.+
15 En de koning luisterde niet naar het volk; want het bleek een keer in de aangelegenheden te zijn door toedoen van de [ware] God,+ opdat Jehovah zijn woord gestand kon doen+ dat hij door bemiddeling van Ahi̱a,*+ de Siloniet,+ tot Jero̱beam, de zoon van Ne̱bat, gesproken had.+
6 Indien een hoorn in een stad wordt geblazen, beeft dan niet ook het volk zelf?+ Indien er een rampspoed in de stad plaatsvindt, is het dan niet Jehovah die gehandeld heeft?