10 die tot de zieners hebben gezegd: ’GIJ moet niet zien’, en tot degenen die visioenen hebben: ’GIJ moet voor ons niet schouwen wat recht is.+ Spreekt tot ons vleiende* dingen; schouwt bedrieglijke dingen.+
3 Want er zal een tijdsperiode komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen,+ maar zich overeenkomstig hun eigen begeerten tal van leraren zullen bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen;+