12 Daarop stonden [zekere] mannen van de hoofden+ der zonen van E̱fraïm:+ Aza̱rja, de zoon van Joha̱nan, Bere̱chja, de zoon van Mesille̱moth, en Jehizki̱a, de zoon van Sa̱llum, en Ama̱sa, de zoon van Ha̱dlai, op tegen hen die van de militaire veldtocht [terug]kwamen,