9 En hij bracht voorts heel Ju̱da en Be̱njamin en de inwonende vreemdelingen+ [die zich] bij hen [ophielden] uit E̱fraïm en Mana̱sse en Si̱meon bijeen,+ want zij waren in groten getale van I̱sraël naar hem overgelopen toen zij zagen dat Jehovah, zijn God, met hem was.+