18 En zij hebben hun goden aan het vuur prijsgegeven, omdat het geen goden* waren,+ maar het werk van mensenhanden,+ hout en steen, zodat zij ze vernietigd hebben.
8 En hun land is gevuld met goden die niets waard zijn.+ Voor het werk van hun handen buigen zij zich neer, voor datgene wat hun vingers hebben gemaakt.+
6 Want uit I̱sraël was zelfs dit.+ Louter een handwerksman heeft het gemaakt,+ en het is niet God;* want het kalf van Sama̱ria zal tot louter splinters worden.+