33 Vervolgens zei de koning tot hen: „Neemt de dienaren+ van UW heer* mee, en GIJ moet mijn zoon Sa̱lomo laten rijden op het wijfjesmuildier dat mij toebehoort+ en hem naar Gi̱hon+ leiden.
45 Toen hebben de priester Za̱dok en de profeet Na̱than hem te Gi̱hon tot koning gezalfd,+ waarna zij onder vreugdebetoon vandaar zijn opgetrokken; en de stad is in rep en roer. Dat was het rumoer dat gijlieden hebt gehoord.+