18 En de goden zelf die niets waard zijn, zullen volkomen verdwijnen.+ 

21 Wat nu een goddeloze betreft, ingeval hij zich zou afkeren van al zijn zonden die hij heeft begaan,+ en hij werkelijk al mijn inzettingen zou houden en gerechtigheid en rechtvaardigheid zou oefenen,+ zal hij beslist blijven leven. Hij zal niet sterven.+ 

3 Assy̱rië zelf zal ons niet redden.+ Op paarden zullen wij niet rijden.+ En niet meer zullen wij tot het werk van onze handen zeggen: „O onze God!”, want door u wordt een vaderloze jongen barmhartigheid betoond.’+

8 Brengt dan vruchten voort die bij berouw* passen,+