19 om zijn zonden waarmee hij gezondigd had door te doen wat kwaad was in de ogen van Jehovah,+ door te wandelen in de weg van Jero̱beam en in diens zonde, die hij begaan had door I̱sraël te doen zondigen.+
4 En hij ging voort te doen wat kwaad was in Jehovah’s ogen, net als het huis van A̱chab, want zijzelf werden na de dood van zijn vader raadslieden+ voor hem, tot zijn verderf.