12 De hand van de [ware] God bleek ook in Ju̱da te zijn ten einde hun één hart te geven+ om het gebod+ van de koning en de vorsten in de zaak van Jehovah,+ te volbrengen.
16 Bovendien maakte hij het altaar van Jehovah gereed+ en ging daarop gemeenschapsoffers+ en dankoffers+ offeren en zei vervolgens tot Ju̱da dat zij Jehovah, de God van I̱sraël, moesten dienen.+