42 en met hen He̱man+ en Jedu̱thun,+ om de trompetten+ en cimbalen en instrumenten voor het lied van de [ware] God te laten weerklinken; en de zonen+ van Jedu̱thun bij de poort.
3 Van Jedu̱thun:+ de zonen van Jedu̱thun: Geda̱lja+ en Ze̱ri+ en Jesa̱ja+ [en Si̱meï*], Hasa̱bja en Matti̱thja,+ zes, onder leiding van hun vader Jedu̱thun, die profeteerde met de harp om Jehovah te danken en te loven.+