5 En bij A̱zmon moet de grens van richting veranderen naar het stroomdal van [de beek van] Egy̱pte,+ en haar eindpunt moet bij de Zee* blijken te zijn.+
7 En nooit meer+ trok de koning van Egy̱pte uit zijn land,+ want de koning van Ba̱bylon had alles veroverd wat aan de koning van Egy̱pte had toebehoord,+ vanaf het stroomdal+ van [de beek van] Egy̱pte tot aan de rivier de E̱u̱fraat.+
12 En het moet geschieden op die dag, dat Jehovah [de vrucht] zal afslaan,+ vanaf de snelvlietende stroom van de Rivier*+ tot het stroomdal van [de beek van] Egy̱pte,+ en zo zult GIJZELF de een na de ander worden bijeengeraapt,+ o zonen van I̱sraël.