5 ’Zamelt uit UW midden een bijdrage voor Jehovah in.+ Iedereen met een gewillig hart+ brenge haar als een bijdrage voor Jehovah, namelijk goud en zilver en koper+
5 van het goud voor het goudwerk, en van het zilver voor het zilverwerk en voor al het werk door de hand van de handwerkslieden. En wie biedt zich vrijwillig aan om vandaag zijn hand te vullen [met een geschenk] voor Jehovah?”+
70 En er was een deel van de hoofden+ van de vaderlijke+ huizen dat gaf voor het werk.+ De Tirsja̱tha+ zelf gaf voor de schat duizend gouden drachmen,* vijftig schalen, vijfhonderd dertig lange priestergewaden.+