4 En aan hun zijde was Me̱remoth,+ de zoon van Uri̱a,+ de zoon van Ha̱kkoz, bezig met herstellingswerk, en aan hun zijde was Mesu̱llam,+ de zoon van Bere̱chja, de zoon van Meseza̱beël, bezig met herstellingswerk; en aan hun zijde was Za̱dok, de zoon van Ba̱äna, bezig met herstellingswerk.