3 de Kanaänieten+ in het oosten en het westen, en de Amorieten+ en de Hethieten+ en de Ferezieten+ en de Jebusieten+ in het bergland en de Hevieten+ aan de voet van de He̱rmon+ in het land Mi̱zpa.+
15 Hierop zei Jo̱zua tot hen: „Indien gij een talrijk volk zijt, trek dan op naar het woud, en gij moet het voor u omhakken, daar in het land der Ferezieten+ en Refaïeten,+ omdat het bergland+ van E̱fraïm te eng voor u is geworden.”