31 En GIJ dient U heilige mannen voor mij te betonen;+ en vlees op het veld dat iets is wat door een wild dier verscheurd is, moogt GIJ niet eten.+ GIJ dient het voor de honden te werpen.+
6 Want gij zijt een heilig volk voor Jehovah, uw God.+ Ú heeft Jehovah, uw God, uitgekozen om zijn volk te worden, een speciaal bezit, uit alle volken die op de oppervlakte van de aardbodem zijn.+