4 en ik bracht hen vervolgens in het huis van Jehovah, naar het eetvertrek+ van de zonen van Ha̱nan, de zoon van Jigda̱lja, een man van de [ware] God, dat gelegen was naast het eetvertrek van de vorsten dat zich bevond boven het eetvertrek van Maäse̱ja, de zoon van Sa̱llum,+ de deurwachter.