11 Van u, o Jehovah, is de grootheid+ en de macht+ en de luister+ en de voortreffelijkheid+ en de waardigheid;+ want alles in de hemel en op de aarde is [van u].+ Van u is het koninkrijk,+ o Jehovah, gij die u ook als hoofd over alles verheft.+
26 „Heft UW ogen naar omhoog en ziet. Wie heeft deze dingen geschapen?+ Het is Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept.+ Vanwege de overvloed van dynamische energie,*+ en omdat hij sterk is in kracht,* ontbreekt er niet één [aan].