20 Voorts bouwde No̱ach een altaar+ voor Jehovah en nam enkele van alle reine dieren+ en van alle reine vliegende schepselen+ en bracht brandoffers op het altaar.+
8 Later trok hij vandaar naar het bergland ten oosten van Be̱thel+ en sloeg zijn tent op tussen Be̱thel in het westen en Ai+ in het oosten. Vervolgens bouwde hij daar een altaar voor Jehovah+ en ging de naam van Jehovah aanroepen.*+