Job
22 Toen antwoordde de Temaniet Eli̱faz en zei:
2 „Kan een fysiek sterke man* God* zelf soms tot nut zijn,+
Zodat iemand die inzicht heeft, hem tot nut zou zijn?
3 Schept de Almachtige er enig behagen in dat gij rechtvaardig zijt,+
Of geeft het hem enig gewin dat gij uw weg onberispelijk maakt?+
6 Want gij neemt een pand van uw broeders zonder reden,+
En de kleren van naakte mensen trekt gij nog uit.
8 Wat een man van kracht* betreft,* hem behoort het land toe,+
En iemand die partijdig wordt bejegend, die woont erin.
9 Weduwen hebt gij met lege handen weggezonden,
10 Daarom zijn er vogelstrikken rondom u,+
En plotselinge angst ontstelt u;
11 Of duisternis, [zodat] gij niet kunt zien,
En een golvende watermassa bedekt u.
14 Wolken zijn voor hem een schuilplaats, zodat hij niet ziet,
En op het hemelgewelf wandelt hij rond.’
15 Is het de weg van lang geleden waaraan gij u wilt houden,
Die schadelijke mensen* betreden hebben,
16 [Mensen] die weggerukt zijn vóór hun tijd,+
Wier fundament+ wordt uitgestort net als een rivier,
17 Die tot de [ware] God* zeggen: ’Wend u van ons af!+
En wat kan de Almachtige tegen ons* uitrichten?’
18 Toch heeft hijzelf hun huizen met goede dingen gevuld;+
En de raad der goddelozen, die is ver van mij verwijderd gebleven.+
20 ’Waarlijk, onze tegenstanders* zijn verdelgd;
En wat er nog van hen over is, zal stellig door een vuur worden verteerd.’
21 Maak u alstublieft met hem vertrouwd en houd vrede;
Daardoor zult gij goede dingen bekomen.
23 Indien gij tot de Almachtige terugkeert,+ zult gij worden opgebouwd;
[Indien] gij de onrechtvaardigheid ver uit uw tent verwijderd zult houden,
24 En [indien] edel metaal in het stof wordt gelegd
En goud van O̱fir+ in het rotsgesteente der stroomdalen,
25 Dan zal de Almachtige inderdaad uw edele metalen worden,
En zilver, het meest uitgelezene, voor u.+
28 En gij zult tot iets besluiten, en het zal voor u tot stand komen;
En op uw wegen zal stellig licht schijnen.+