13 Gij moogt uw naaste niet afzetten,+ en gij moogt niet roven.+ Het loon van een loonarbeider dient niet de gehele nacht bij u te blijven tot de morgen.+
15 Op zijn dag dient gij hem zijn loon te geven,+ en de zon dient daarover niet onder te gaan, want hij verkeert in moeilijkheden en heft zijn ziel op naar zijn loon; opdat hij niet tegen u tot Jehovah roept+ en het van uw zijde zonde moet worden.+