35 Het gebeurde nu in die nacht, dat de engel van Jehovah voorts uittrok en in de legerplaats+ van de Assyriërs honderd vijfentachtig duizend [man] neersloeg.+ Toen men ’s morgens vroeg opstond, wel, zie, zij allen waren dood, lijken.+
22 Mijn eigen God+ heeft zijn engel gezonden+ en de muil der leeuwen gesloten,+ en ze hebben mij niet te gronde gericht, aangezien er voor hem niets dan onschuld in mij werd gevonden;+ en ook tegenover u, o koning, heb ik geen schadelijke daad begaan.”+