19 Toen vertrok de engel+ van de [ware] God die voor het kamp van I̱sraël uit trok en ging naar hun achterhoede, en de wolkkolom vertrok van hun voorhoede en ging achter hen staan.+
36 Toen ging de engel+ van Jehovah uit en sloeg in de legerplaats van de Assyriërs honderd vijfentachtig duizend [man] neer.+ Toen men ’s morgens vroeg opstond, wel, zie, zij allen waren dood, lijken.+
23 Ogenblikkelijk sloeg de engel van Jehovah* hem,+ omdat hij de heerlijkheid niet aan God gaf;+ en hij werd door wormen opgegeten en blies de laatste adem uit.