10 Want ik hoorde het slechte bericht van velen.+ Er was schrik rondom.* „Brengt iets aan, opdat wij hem kunnen aanbrengen.”+ Elk sterfelijk mens die mij „Vrede!” wenst* — zij loeren op mijn kreupel gaan:+ „Misschien zal hij zich laten misleiden,+ zodat wij hem kunnen overmeesteren en onze wraak op hem kunnen nemen.” 

7 De schriftgeleerden en de Farizeeën sloegen hem nu nauwlettend gade+ om te zien of hij op de sabbat zou genezen, ten einde iets te vinden waarvan zij hem zouden kunnen beschuldigen.+