11 en Ha̱man maakte hun voorts de heerlijkheid van zijn rijkdom bekend+ en het grote aantal van zijn zonen+ en alles waarmee de koning hem groot had gemaakt, en hoe hij hem boven de vorsten en de dienaren van de koning had verheven.+
23 Dit heeft Jehovah gezegd: „De wijze beroeme zich niet op zijn wijsheid,+ en de sterke beroeme zich niet op zijn sterkte.+ De rijke beroeme zich niet op zijn rijkdom.”+