5 Hebt gij uw ogen erover laten gaan, terwijl het niets is?+ Want zonder mankeren maakt hij zich vleugels als van een arend en vliegt weg naar de hemel.+
24 Niemand kan twee meesters als slaaf dienen, want hij zal óf de een haten en de ander liefhebben,+ óf zich aan de een hechten en de ander verachten. GIJ kunt niet God en de Rijkdom* als slaaf dienen.+
15 Vervolgens zei hij tot hen: „Let op en hoedt U voor elke soort van hebzucht,+ want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit.”+
17 Beveel hun die rijk zijn+ in het tegenwoordige samenstel van dingen,* niet hooghartig* te zijn+ en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen,+ maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten;+
16 want alles wat in de wereld is+ — de begeerte van het vlees+ en de begeerte der ogen+ en het opzichtige geuren* met de middelen voor levensonderhoud die men heeft+ — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld.+