22 Toen zij optrokken, de Ne̱geb in,+ kwamen zij vervolgens tot He̱bron.+ Nu waren daar Ahi̱man, Se̱sai en Ta̱lmai,+ die aan E̱nak* geboren waren.+ Terloops zij opgemerkt dat He̱bron+ zeven jaar eerder was gebouwd dan het Egyptische Zo̱an.+
11 De vorsten van Zo̱an+ zijn inderdaad dwaas. Wat de wijzen van Farao’s raadslieden betreft, [hun] raad is iets onredelijks.+ Hoe zult GIJ tot Farao zeggen: „Ik ben de zoon van wijzen, de zoon van koningen uit de oudheid”?