5 En nu heeft Jehovah, die mij van de buik af formeerde als een knecht die hem toebehoort,+ gezegd [dat ik] Ja̱kob tot hem dien terug te brengen,+ opdat I̱sraël zelf tot hém vergaderd wordt.+ En ik zal verheerlijkt worden in de ogen van Jehovah, en mijn eigen God zal mijn sterkte zijn geworden.