44 En toch zal ik in weerwil van dit alles, terwijl zij in het land van hun vijanden blijven, hen stellig niet verwerpen,+ noch zo’n afschuw van hen hebben+ dat ik hen uitroei, dat ik mijn verbond+ met hen verbreek; want ik ben Jehovah, hun God.
21 zou ook mijn eigen verbond met mijn knecht Da̱vid verbroken kunnen worden,+ zodat hij geen zoon zou krijgen die als koning op zijn troon regeert;+ zo ook met de levieten, de priesters, mijn dienaren.+