54 Nu geschiedde het dat zodra Sa̱lomo geëindigd had tot Jehovah te bidden met heel dit gebed en verzoek om gunst, hij opstond van voor het altaar van Jehovah, uit zijn knielende houding+ waarbij hij zijn handpalmen naar de hemel uitgebreid had;+
5 En bij het avondgraanoffer+ stond ik op uit mijn verootmoediging, met mijn kleed en mijn schoudermantel gescheurd, en ik liet mij toen op mijn knieën neer+ en breidde mijn handpalmen uit tot Jehovah, mijn God.+