18 En Melchize̱dek,+ de koning van Sa̱lem,+ bracht brood en wijn,+ en hij was priester* van de Allerhoogste God.*+ 

13 En hijzelf zal de tempel van Jehovah bouwen, en wat hem aangaat, hij zal [de] waardigheid dragen;+ en hij moet neerzitten en heersen op zijn troon, en hij moet priester worden op zijn troon,+ en de raad van vrede,+ díé zal tussen hen beiden blijken te zijn. 

6 Zoals hij ook op een andere plaats zegt: „Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze* van Melchize̱dek.”+

20 waar ten behoeve van ons een voorloper is binnengegaan,+ Jezus, die voor eeuwig een hogepriester naar de wijze van Melchize̱dek is geworden.+

3 Daar hij zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister is, en noch een begin van dagen+ noch een einde des levens heeft, maar de Zoon van God+ gelijk is gemaakt, blijft hij priester voor altijd.+

11 Indien volmaaktheid+ dan werkelijk door middel van het levitische priesterschap kwam+ (want met dit als kenmerk* werd het volk de Wet gegeven),+ waarom zou het dan nog nodig zijn+ dat er een andere priester opstaat naar de wijze* van Melchize̱dek+ en van wie niet wordt gezegd dat hij naar de wijze van Aä̱ron is? 

17 want het getuigenis luidt: „Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchize̱dek.”+