3 Hier ben ik. Getuigt tegen mij ten overstaan van Jehovah en ten overstaan van zijn gezalfde:*+ Wiens stier heb ik genomen of wiens ezel heb ik genomen+ of wie heb ik afgezet of* wie heb ik onderdrukt of uit wiens hand heb ik zwijggeld* aangenomen om daarmee mijn ogen te verbergen?*+ En ik zal ulieden vergoeding geven.”+ 

1 Eens was er een man* in het land Uz+ wiens naam Job*+ was; en die man bleek onberispelijk+ en oprecht te zijn,+ en godvrezend+ en wijkend van het kwaad.+ 

8 Hij heeft u verteld, o aardse mens,* wat goed is.+ En wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen+ en goedheid* lief te hebben+ en bescheiden+ te wandelen met uw God?+

19 Daar Jo̱zef, haar man, echter rechtvaardig was en haar niet in het openbaar tentoon wilde stellen,+ was hij van plan in het geheim van haar te scheiden.*+ 

15 Ziet er daarom nauwlettend op toe hoe GIJ wandelt,+ niet als onwijzen, maar als wijzen, 

5 Gaat voort in wijsheid te wandelen ten aanzien van hen die buiten zijn,+ de gelegen+ tijd voor UZELF uitkopend. 

10 GIJ zijt getuigen, en God eveneens, hoe loyaal en rechtvaardig en onberispelijk+ wij ons jegens U, gelovigen, hebben betoond.