29 Wanneer een mens opstaat om u te achtervolgen en uw ziel te zoeken, zal de ziel van mijn heer stellig gewikkeld blijken te zijn in de buidel des levens+ bij Jehovah, uw God;+ maar de ziel van uw vijanden, die zal hij wegslingeren als vanuit het midden van de holte van de slinger.+
12 Bijgevolg zei Jehovah tot Sa̱tan: „Zie! Al wat hij heeft, is in uw hand. Steek uw hand alleen niet tegen hemzelf uit!” Sa̱tan dan ging van de persoon* van Jehovah heen.+
8 Want dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Achter [de] heerlijkheid+ aan heeft hij mij naar de natiën gezonden die ulieden met geweld plunderden;+ want wie U aanraakt,+ raakt mijn oogappel*+ aan.
9 dan weet Jehovah* mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden,+ maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden,*+