9 Want zie! de steen+ die ik vóór Jo̱zua heb neergelegd! Op die ene steen zijn zeven ogen.*+ Zie, ik graveer zijn graveersel’,+ is de uitspraak van Jehovah der legerscharen, ’en ik wil de dwaling van dat land op één dag wegnemen.’+
2 Want hij zegt: „In een tijd van aanvaarding heb ik U verhoord, en op een dag van redding ben ik U te hulp gekomen.”+ Ziet! Nu in het bijzonder is het de tijd van aanvaarding.+ Ziet! Nu is het de dag van redding.+