7 Hij kreeg het zwaar te verduren,+ en hij liet zich kwellen;+ toch placht hij zijn mond niet open te doen. Hij werd net als een schaap* ter slachting geleid;+ en als een ooi die voor haar scheerders stom is geworden, placht ook hij zijn mond niet open te doen.+
18 Het vlees van sterke mannen zult GIJ eten+ en het bloed van de oversten der aarde zult GIJ drinken, rammen, jonge mannetjesschapen+ en bokken, jonge stieren,+ allemaal gemeste [dieren] van Ba̱san.+
4„Hoort dit woord, GIJ koeien van Ba̱san,+ die op de berg van Sama̱ria zijt,+ die de geringen te kort doet,+ die de armen verbrijzelt, die tot hun meesters zegt: ’Brengt toch, en laat ons drinken!’