2 „Mensenzoon, omdat Ty̱rus+ tegen Jeru̱zalem heeft gezegd:+ ’Ha! Ze is gebroken,+ de deur* der volken!+ De neiging zal stellig in mijn richting zijn. Ik zal gevuld worden — ze is verwoest’,+
15 Met grote verontwaardiging ben ik verontwaardigd op de natiën die onbezorgd zijn;+ want ik, van mijn kant, was slechts in geringe mate verontwaardigd,+ maar zij, van hun kant, hielpen mee aan de rampspoed.”’+