2 Samuël 13:26 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 26 Ten slotte zei A̱bsalom: „Indien [gij] niet [gaat], laat dan alstublieft mijn broer A̱mnon met ons meegaan.”+ Daarop zei de koning tot hem: „Waarom zou hij met u meegaan?” Psalm 12:2 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 2 Onwaarheid blijven zij tot elkaar spreken;+Met gladde lip+ blijven zij zelfs dubbelhartig*+ spreken. Psalm 28:3 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 3 Ruk mij niet weg met de goddelozen en met de beoefenaars van wat schadelijk is,+Degenen die vrede spreken met hun metgezellen,+ terwijl er kwaad in hun hart is.+
26 Ten slotte zei A̱bsalom: „Indien [gij] niet [gaat], laat dan alstublieft mijn broer A̱mnon met ons meegaan.”+ Daarop zei de koning tot hem: „Waarom zou hij met u meegaan?”
2 Onwaarheid blijven zij tot elkaar spreken;+Met gladde lip+ blijven zij zelfs dubbelhartig*+ spreken.
3 Ruk mij niet weg met de goddelozen en met de beoefenaars van wat schadelijk is,+Degenen die vrede spreken met hun metgezellen,+ terwijl er kwaad in hun hart is.+