10 En Mo̱zes en Aä̱ron verrichtten al deze wonderen voor Farao;+ maar Jehovah liet Farao’s hart telkens verstokt worden, zodat hij de zonen van I̱sraël niet uit zijn land heenzond.+
13 En zelfs tegen koning Nebukadne̱zar rebelleerde hij,+ die hem bij God een eed had doen afleggen;+ en hij bleef zijn nek verharden+ en zijn hart verstokken,+ zodat hij niet tot Jehovah, de God van I̱sraël, terugkeerde.
23 maar zij hebben niet geluisterd, noch hun oor geneigd,+ en zij gingen ertoe over hun nek te verharden+ om niet te horen en om geen streng onderricht aan te nemen.”’+