6 (Zij had hen echter naar boven, naar het dak+ gebracht, en zij hield hen aan het oog onttrokken tussen vlasstengels die voor haar op het dak opgestapeld waren.)
10 Laten wij alstublieft een klein dakvertrek+ aan de muur maken en daar voor hem een rustbed en een tafel en een stoel en een lampenstandaard+ neerzetten; en het moet geschieden dat wanneer hij dan bij ons komt, hij daar zijn intrek kan nemen.”+
15 Toen nu zij en haar huisgezin waren gedoopt,+ zei ze, met klem aandringend: „Indien gijlieden van oordeel zijt dat ik getrouw ben aan Jehovah,* komt dan in mijn huis en blijft er.”+ En zij dwong ons er gewoon toe.+