60 Zij nu zegenden Rebe̱kka en zeiden tot haar: „O gij, onze zuster, moogt gij duizenden maal tienduizend* worden, en uw zaad neme bezit van de poort* van hen die het* haten.”+
29 Maar hij is een jood die het innerlijk is,+ en [zijn] besnijdenis is die van het hart,+ door geest, en niet door een geschreven reglement.+ De lof+ van zo iemand komt niet van mensen, maar van God.+
4 maar het zij de verborgen persoon*+ van het hart in de onverderfelijke [tooi]+ van de stille en zachtaardige geest,+ die van grote waarde is in de ogen van God.