22 „Hoe lang zult GIJ, onervarenen, onervarenheid blijven liefhebben,+ en [hoe lang] moet GIJ, spotters, volslagen spot voor U begeren,+ en [hoe lang] zult GIJ, verstandelozen, kennis blijven haten?+
20 Want zijn onzichtbare+ [hoedanigheden] worden van de schepping der wereld* af duidelijk gezien,+ omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn,+ ja, zijn eeuwige kracht+ en Godheid,*+ zodat zij niet te verontschuldigen zijn;+
21 want, hoewel zij God kenden, hebben zij hem niet als God verheerlijkt, noch hebben zij hem gedankt,+ maar zij zijn leeghoofdig+ geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart werd verduisterd.+