7 Want wind* blijven zij zaaien, en een stormwind zullen zij oogsten.+ Niets heeft staand koren.+ Geen uitspruitsel brengt meel voort.+ Mocht iets [het] misschien voortbrengen, dan zullen vréémden het opslokken.+
26 Want wat voor nut zal het voor een mens hebben als hij de gehele wereld wint, maar zijn ziel verbeurt?+ Of wat zal een mens geven in ruil+ voor zijn ziel?
27 Werkt niet voor het voedsel dat vergaat,+ maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwige leven,+ dat de Zoon des mensen U zal geven; want op hem heeft de Vader, ja God, zijn zegel [van goedkeuring] gedrukt.”+