9 Dit alles heb ik gezien, en mijn hart legde zich toe* op ieder werk dat onder de zon is gedaan, [gedurende] de tijd dat de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel.+
3 Dit is hetgeen rampspoedig is in alles wat er onder de zon is gedaan, dat, omdat er één afloop voor allen is,+ het hart van de mensenzonen ook vol slechtheid is;+ en er is waanzin+ in hun hart tijdens hun leven, en daarna — naar de doden!+