12 Want wie weet wat voor goeds een mens in het leven heeft+ gedurende het getal der dagen van zijn ijdele leven, wanneer hij ze doorbrengt als een schaduw?+ Want wie kan de mens vertellen wat er na hem zal gebeuren onder de zon?+
11 Want de zon gaat op met haar verzengende hitte en doet de plantengroei verdorren, en zijn bloem valt af en de schoonheid van haar uiterlijke verschijning gaat verloren. Zo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken.+
3 En uit hebzucht zullen zij U met vervalste woorden uitbuiten.+ Maar wat hen betreft, het oordeel van oudsher+ beweegt zich niet traag en hun vernietiging sluimert niet.+