12 En ik, ja ik, wendde mij om wijsheid+ en waanzin en dwaasheid te zien;+ want wat kan de aardse mens doen die na de koning komt? Dat wat men reeds gedaan heeft.
3 Dit is hetgeen rampspoedig is in alles wat er onder de zon is gedaan, dat, omdat er één afloop voor allen is,+ het hart van de mensenzonen ook vol slechtheid is;+ en er is waanzin+ in hun hart tijdens hun leven, en daarna — naar de doden!+