5 Wie overwint,+ zal aldus met witte bovenklederen worden getooid;+ en ik zal zijn naam geenszins uit het boek des levens uitwissen,+ maar ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader+ en voor zijn engelen.+
14 Daarop zei ik onmiddellijk tot hem: „Mijn heer, gíȷ́ weet het.” En hij zei tot mij: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking+ komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt+ in het bloed+ van het Lam.