Deuteronomium 10:12 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 12 En nu, o I̱sraël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u+ dan Jehovah, uw God, te vrezen,+ door al zijn wegen te bewandelen+ en hem lief te hebben+ en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen,+ Job 28:28 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 28 En hij zei vervolgens tot de mens:*’Zie! De vrees voor Jehovah* — dat is wijsheid,+En van het kwade te wijken, is verstand.’”+ Psalm 111:10 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 10 De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid.+ש [Sin]Allen die ze betrachten, hebben een goed inzicht.+ת [Taw]Zijn lof houdt eeuwig stand.+ Spreuken 1:7 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 7 De vrees voor Jehovah is het begin van kennis.+ Wijsheid en streng onderricht — slechts dwazen hebben ze veracht.+ Spreuken 8:13 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 13 De vrees voor Jehovah betekent het kwade te haten.+ Zelfverheffing en trots+ en de slechte weg en de verkeerde mond+ heb ik gehaat. Spreuken 9:10 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 10 De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid,+ en de kennis van de Allerheiligste,* dat is verstand.+
12 En nu, o I̱sraël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u+ dan Jehovah, uw God, te vrezen,+ door al zijn wegen te bewandelen+ en hem lief te hebben+ en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen,+
28 En hij zei vervolgens tot de mens:*’Zie! De vrees voor Jehovah* — dat is wijsheid,+En van het kwade te wijken, is verstand.’”+
10 De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid.+ש [Sin]Allen die ze betrachten, hebben een goed inzicht.+ת [Taw]Zijn lof houdt eeuwig stand.+
7 De vrees voor Jehovah is het begin van kennis.+ Wijsheid en streng onderricht — slechts dwazen hebben ze veracht.+
13 De vrees voor Jehovah betekent het kwade te haten.+ Zelfverheffing en trots+ en de slechte weg en de verkeerde mond+ heb ik gehaat.
10 De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid,+ en de kennis van de Allerheiligste,* dat is verstand.+