19 „Ik schep de vrucht der lippen.+ Bestendige vrede* zal er zijn voor degene die ver weg is en voor degene die nabij is”,+ heeft Jehovah gezegd, „en ik wil hem genezen.”+
27 Vrede laat ik U, mijn vrede geef ik U.+ Niet zoals de wereld die geeft, geef ik hem U. Laat UW hart niet verontrust worden noch van vrees ineenkrimpen.