7 door U nooit in te laten met deze natiën,+ deze die nog bij U overblijven. En GIJ moogt de naam van hun goden niet vermelden,+ noch daarbij zweren,+ en GIJ moogt ze niet dienen, noch U daarvoor neerbuigen.+
19 Toch blijft het vaste fundament* van God staan,+ en het heeft dit zegel: „Jehovah* kent degenen die hem toebehoren”,+ en: „Een ieder die de naam van Jehovah* noemt,+ breke met onrechtvaardigheid.”+