12 Vervolgens zei hij tot mij: „Hebt gij gezien, o mensenzoon, wat de oudere [mannen] van het huis van I̱sraël in de duisternis doen,+ ieder in de binnenkamers van zijn pronkstuk? Want zij zeggen: ’Jehovah ziet ons niet.*+ Jehovah heeft het land* verlaten.’”
5 Oordeelt daarom niets+ vóór de bestemde tijd, totdat de Heer komt,+ die zowel de verborgen dingen der duisternis aan het licht zal brengen+ als de raadslagen der harten openbaar zal maken,+ en dan zal een ieder zijn lof van God ontvangen.*+